Het thema van deze week is duidelijk: (klant)vriendelijkheid. Of het gebrek eraan. Ach ja, je hebt mensen en potloden. Of in goed Limburgs: ‘Luuj’ en ‘Potluuj’ dus.
Op donderdag realiseerde ik me met een schok dat ik mijn trouwring al twee weken kwijt was. En dat terwijl de reparatie een week zou duren. Dus tijdens het koken belde ik de juwelier maar eens op om te vragen hoe het met mijn ring is.
– Trouwring? Nee, de zending komt altijd op zaterdag binnen en dan bellen we meteen. Dus hij is er nog niet.
Vriendelijk leg ik uit dat ik mijn ring al een week geleden terug had verwacht. Misschien is er iets misgegaan? Het lijkt me nu niet slim om de juwelier keihard te confronteren met het geklungel aan de computer, twee weken eerder.
– Heeft u een bonnetje?
Gelukkig heb ik dat. Een mooi handgeschreven bonnetje met een nummer erop. Ze gaat een collega raadplegen. Op de achtergrond hoor ik gesmoorde stemmen praten en zoeken. Ik moet nog maar even geduld hebben, hij is er niet. Zaterdag komt de zending.
Drie kwartier later word ik opgebeld door dezelfde juwelier. Of ik kon raden wat ze nu in haar hand had? Mijn trouwring! Hij werd nèt gebracht! Jaja, dat is toevallig. Om een of andere reden voel ik me een beetje genept: eerst doen of ik een zeurende ongeduldige klant ben en dan ineens is hij er toch. Maar het gaat om het eindresultaat: mijn ring is er weer! Morgenochtend kan ik hem komen halen.
Die morgenochtend had ik echter met een vriendin afgesproken, want na de avonturen met de aangereden Fiat en een drukke werkweek hadden we het verdiend om op deze zonnige vrijdag een heerlijk stuk te wandelen. Rond koffietijd vonden we midden in het bos de mooiste picknickset die je ooit hebt gezien: een misschien wel 5 meter lange houten tafel met banken van indrukwekkend brede planken. Gelukzalig lieten we ons ieder aan een kant van de tafel zakken. Tijdens onze koffie met versnapering waanden we ons heel even alleen in het paradijs. Totdat er zeven mannen categorie ‘Heren 60+’ van hun toerfiets stapten. Blijkbaar zaten wij aan hun stamtafel.
Het was gedaan met de rust. Maar het was zo’n heerlijk vrolijk cluppie dat wij er zelf ook blij van werden. Gebreide puntmutsen werden afgezet, thermosflessen, rollen vol plastic bekers en complete koektrommels verschenen uit de ANWB-fietstassen. En ondertussen maar geinen met elkaar en met ons. Al snel kregen ook wij een dikke wafel aangeboden uit de koektrommel en op mijn “Je weet wel hoe je mij moet verleiden!” barstten ze allemaal in lachen uit. Toen de koektrommel voor de tweede keer langskwam hebben wij de rest van ons bakje M&M’s er maar in omgekeerd. Hilariteit alom. Wat een lol met een stelletje onbekende mannen in het bos.
Helemaal blij pakken we onze spullen in en precies op het moment dat ik op wil staan, kijk ik in de uitgang van een schijtende hond, pal naast onze picknicktafel. Een welgemeend “Gatverredamme” ontschiet mij hardop. De vrouw die even verderop staat toe te kijken reageert gepikeerd. Vijandig vraagt ze of ik wel weet dat dit een losloopgebied is? Dat dit hier mag? Maar ze ruimt het wel op hoor, zegt ze boos. En voordat ik verder nog iets kan zeggen trapt ze woest tegen en over de drollen heen. Net zolang tot ze onder de bladeren verdwenen zijn. Verdwaasd kijken vriendin en ik elkaar aan. Hoe is het mogelijk dat een stemming zo snel kan omslaan? Dat mensen zo verschillend kunnen zijn? We halen onze schouders maar op, groeten de mannen uitgebreid en gaan door met onze wandeling.
Zodra ik thuis ben stop ik het bonnetje van de juwelier in mijn tas en ik fiets direct naar mijn ring toe. De vrouw achter de toonbank begint meteen te stralen zodra ze het bonnetje ziet, pakt een envelopje en schudt mijn ring eruit. Vol trots kijkt ze me aan. En ik kijk naar mijn ring. Hij is mooi opgepoetst, dat is zeker. En er zit een steentje in, check. Maar hij is raar. Er klopt iets niet. Langzaam draai ik hem in het rond. De klemmetjes zitten nèt niet recht tegenover elkaar. Ik kan mijn teleurstelling nauwelijks verbergen, het is gewoon niet mooi gedaan. De vrouw probeert me aan alle kanten te overtuigen dat het aan mij ligt: “U moet er gewoon even aan wennen. De zetting is vernieuwd. U heeft hem natuurlijk al een tijdje niet gezien.” Ze geeft me een loepje om beter te kunnen kijken. En dan zie ik dat het diamantje scheef in het gaatje zit en door slechts een van de twee klemmetjes wordt vastgehouden. Nee hoor, dit is echt niet oké. De vrouw protesteert nog even door terwijl ze zelf door de loep kijkt en ineens draait ze als een blad aan de boom om: “U heeft gelijk! Dat u dat ziet! En ik heb nog wel een bril op! Het is helemaal niet goed zo. Hij raakt hem niet eens! Nee hoor, die gaat weer terug!”
Ik ben een beetje flabbergasted. Blijkbaar verander ik binnen een oogwenk van een onnozele klant in een deskundige met een scherp oog. En nog voordat ik ook maar iets kan zeggen verdwijnt mijn ring weer in een envelopje en krijg ik een nieuw bonnetje. Dat wordt weer een week wachten. Of twee.