Het gebeurde ruim twee weken geleden en ik weet nog steeds niet goed wat ik ervan moet vinden. Zijn we dom geweest of gewoon aardig? En hoe kwamen we in Wanssum terecht?
We waren met zijn tweetjes een weekendje weg. Struinen door Venlo, een fijn hotel en op zondag genieten van de kasteeltuinen in Arcen. Helemaal ontspannen gingen we via een toeristische route zo langzaam mogelijk weer terug naar huis.
Het pontje tussen Arcen en Broekhuizen bracht ons naar de overkant van de Maas en vanaf dat punt volgden we lukraak slingerende dijkweggetjes richting het noorden. Stoelverwarming aan, lekker muziekje erbij en genieten van wat er op ons pad komt: prachtige vergezichten, mooie huizen, leuke paardjes en gave auto’s. De weg kronkelde door weidse weilanden en bracht ons van het ene dorpje in het andere. Geen idee waar we waren maar we genoten.
Tot we opeens een man midden op de weg zagen staan. Hij zwaaide wild met zijn armen om ons te laten stoppen. Langs dit verlaten stuk weg was niets anders dan weilanden en een bosje. Waar kwam hij vandaan? De man was vreemd gekleed, droeg iets op zijn hoofd. Was het een wielrenner met helm die hulp zocht voor zijn vreselijk gewonde maat in het bos? Of was het een ruiter met cap, wiens paard er in zijn eentje vandoor was gegaan? Moeten we hulp verlenen, bloedvlekken in de auto voor lief nemen, reanimeren? Wonderlijk hoeveel rampscenario’s er tegelijk door mijn hoofd flitsten. We hadden geen tijd om te overleggen, zo snel ging het. Zou mijn echtgenoot een ruk aan het stuur geven of een trap op de rem? Ik wist het werkelijk niet.
Het werd een trap op de rem. Recht voor de auto stond een jongeman met een vissershoedje. Met tamelijk sjofele kleding en een mannentasje schuin over de borst. Een rond wit gezicht met een vlassig baardje. Als hij zich had voorgesteld met de naam Buddenbruck had ik het volkomen geloofd. Maar hij gebruikte, in gebrekkig Engels, een andere naam. En hij was heel blij dat we stopten. Hij was uit het bos komen lopen en wilde naar de winkel in het dorp. Of hij een stukje mee kon rijden? Hm, dat klonk volkomen geloofwaardig op deze druilerige zondagmiddag. We deden het achterportier van het slot en de man stapte in. Half omgedraaid in mijn stoel probeerde ik een gesprekje aan te knopen, maar dat wilde niet erg vlotten. De man was Pools en probeerde oprecht met behulp van Google Translate antwoord te geven op onze vragen. Helaas was het scherm van zijn smartphone zo zwaar gehavend dat de tekst nauwelijks te lezen was. En voorgelezen klonk het iets als: “Ik heb honger en ga boodschappen doen Lebara.” Hij liet zijn bestemming zien: de Jumbo in Wanssum. Dat was nog een heel eind stappen en zonder te liften had hij die nooit voor sluitingstijd bereikt. Dus we besloten het er verder maar bij te laten en we concentreerden ons op de weg.
Ik probeerde stiekem via de spiegels naar hem te kijken. Wat doet hij? Zou hij eigenlijk corona hebben? Zo dom: anderhalf jaar lang doen we heel braaf en nu zit er ineens een vreemde achterin. Wat zit er trouwens in dat tasje? Er past makkelijk een mes of een pistool in. En als hij zo achter ons zit, kan hij in één beweging …. Je hoort het toch wel eens: je autosleutel of je leven? Ik zag ons al berooid langs de kant van de weg achterblijven, terwijl hij er met onze Willem vandoor ging. Dan was dit de laatste foto die we van Willem hebben.
Vreemd genoeg gebeurde er niets van dit al. Zwijgend zaten we de verdere rit naar Wanssum uit en toen we het parkeerterrein van de Jumbo opreden veerde de man op. In gebarentaal en gebroken Engels bedankte hij ons hartelijk en hij spurtte vervolgens naar de ingang. We keken elkaar verbouwereerd aan. Ik keek nog even naar de achterbank. Geen bloedvlekken.