Ik beken (en ik kondigde het in de weekbreak van vorige week al aan): ook de app ‘Zoek mijn iPhone’ gebruik ik regelmatig. Het is eigenlijk een app om producten van Apple terug te kunnen vinden, maar logischerwijs kan je daar dus ook je huisgenoten mee zoeken. Mocht het apparaat geen internetverbinding hebben, dan wordt de laatst bekende locatie weergegeven.
Gaat dit te ver? Mwah. Ik gebruik hem vooral als ik midden in de nacht wakker schrik en niet weet of de kinderen al thuis zijn of nog ergens in een stad rondhangen. Een blik op het scherm kan geruststellend werken: als hun telefoons zich op een bekend thuisadres bevinden zullen zijzelf daar ook wel zijn.
Ook gebruik ik hem soms om te zien of ik de piepers al op kan zetten. Het huishouden loopt hier niet altijd even gesmeerd en soms is het net Huize Duiventil. Dan is het handig om te kunnen zien of iemand nog op zijn werk/school/sport/studentenkamer zit, onderweg is, of al op de oprit staat.
Maar die app kan dus ook tot vreselijke conclusies leiden.
Het was de dag dat manlief voor het eerst sinds de lockdown weer naar kantoor was. Bij inschrijving en toerbeurt mag het personeel op kantoor komen werken, maar deze dag was anders. De directie had iedereen in groepen opgeroepen voor een gesprek, dus hij moest erheen.
Een bedrijfsgesprek. In coronatijd. De automobielbranche ligt op z’n gat. De autoverkopen zijn wereldwijd gekelderd. De behoefte aan autobanden volgt dezelfde grafiek. Dat kan volgens mij maar een ding betekenen: slecht nieuws. Blijft het bedrijf overeind? Wie moeten hun baan inleveren?
Manlief maakt zich niet druk, maar hij is dan ook een eeuwige optimist. En ik een realist. Hij heeft vooraf al hele verklaringen waarom het bij een update, een waarschuwing en het niet verlengen van tijdelijke contracten zal blijven. Heeft bewijzen dat de autoverkopen alweer in de lift zitten. Ik hoop zo dat hij gelijk heeft!
De dag van het gesprek is weer ouderwets normaal. Na vijfenhalve maand komt er weer een overhemd uit de kast, wordt er weer een broodtrommeltje gevuld en nemen we bij de achterdeur afscheid. Ik trek mij terug in mijn kantoor op zolder.
De dag duurt lang en tegen het einde van de middag word ik zenuwachtig. Er zal nu toch wel iets bekend zijn? Ik heb nog niets gehoord en zelf contact opnemen kan nu verkeerd vallen. Als ik de piepers sta te schillen en nog steeds niets heb vernomen, rest mij maar een keuze: ik open de zoek-app en selecteer mijn echtgenoot. Tergend langzaam begint de app te zoeken. Het zoek-icoontje blijft maar draaien en draaien. Er verschijnt geen positie.
Ik word een beetje ongerust. Sluit en open de app opnieuw, laat hem nogmaals zoeken. De plattegrond die traag wordt opgebouwd herken ik niet. Hij is niet bij zijn werk en niet bij ons huis. Waar is hij? Ineens verschijnt daar zijn stipje op de kaart. Op een onheilspellende plaats. Midden op de brug over het Apeldoorns Kanaal. Het stipje beweegt niet.
Vol afschuw sluit en open ik de app nogmaals. En nog steeds staat het stipje midden op de brug over het kanaal. Mijn hart bonkt luid. Mijn god! Mijn man! Waarom beweegt zijn stipje niet? Staat hij op de brug? Of ligt hij eronder? Was de bespreking zo erg? Durft hij niet naar huis? Is hij het kanaal ingereden of ingesprongen? Dat zou hij toch nooit doen? Toch? Maar ja; je kent iemand nooit helemaal. Bloed trekt uit mijn wangen en ik moet me vasthouden aan het aanrecht.
Doodsbang tik ik een berichtje in: “Hé mop, enig idee hoe laat je thuis bent?”
Vrijwel direct komt zijn antwoord: “Over circa een uur. Eerst naar de Decathlon voor een voetbal voor de verjaardag van onze puber.”
Mijn benen worden slap en eventjes gaat het licht uit. Dan open ik de zoek-app weer: zijn stipje verplaatst zich inderdaad over de snelweg richting Decathlon.
Ik voel me, naast geschrokken en schuldig, ook heel suf en betrapt. Ik twijfel of ik dit hele voorval geheim zal houden. Maar als we met zijn drieën aan tafel zitten besluit ik uiteindelijk toch mijn verhaal te doen.
De mannen kijken me vol ongeloof aan. Dat ik me zó druk maak en op basis van een stipje op de app van het ergste uit ga is voor hen onvoorstelbaar. “Je leest te veel rare boeken” vindt manlief.
En dat klopt. Ik vertel ze dat ik nog vol ben van Tatiana de Rosnay’s ‘Bloemen van de duisternis’. Een verhaal over het leven in de nabije toekomst in Parijs. De binnenstad is na verwoestende aanslagen weer opgebouwd, het frisse plastic groen in de straten is veel beter bestand tegen de voortdurende hittegolven en de weggevaagde Eiffeltoren wordt trots heropend – als hologram. De hoofdpersoon woont in een appartement dat wordt beheerd door Een Stem. Zoals wij nu om Siri of Google roepen, heeft zij een digitale huismeester die voor haar zorgt. Alles wordt voor haar geregeld – gevraagd en ongevraagd. E-mails worden op de muur geprojecteerd of automatisch beantwoord en bezoek zonder toestemming wordt geweerd. In de badkamer vindt elke dag een verplichte gezondheidscheck plaats: met de voeten op een tegel, een handpalm tegen de muur en de ogen gericht op twee puntjes in de spiegel. That’s all. Maar langzaamaan bekruipt je het gevoel dat hier iets echt helemaal mis is.
“Precies,” besluit puberzoon triomfantelijk deze discussie, “en daarom lees ik geen boeken!”